read me

jaap leest kameraad
--
'...Dowswell snijdt interessante historische thema's aan...zet aan tot nadenken.'

jaap leest kameraad



onaangepast[b/]

‘Wie ben jij.’ De vraag klonk niet vriendelijk, niet onvriendelijk, leek alleen bedoeld om informatie te vergaren. Tot dat moment had de steller ervan tussen her en der zittende en etende medeleerlingen rondjes gelopen door de kleine als aula ingerichte hal van het schooltje. Ik vertelde wie ik was, hetgeen zijn informatiebehoefte slechts gedeeltelijk bevredigde. Een kort hoofdknikje: ‘Wat doe je hier.’ Ik vertelde dat we bezig waren met een boek over zijn school, en over kinderen zoals hij. Hij knikte. ‘En wat is dat.’ Hij wees, met een vorsende blik op iets achter mijn oogballen gericht, schuin omhoog naar mijn collega en vriend, die op een stoel pal achter mij metalige klikgeluiden voortbracht. ‘Dat is Sjon. Hij maakt de foto’s.’ Hij knikte opnieuw, keerde zich kennelijk voldoende ingelicht om en vervolgde zijn rondgangetjes door het halletje.

Wat is het dat me zo in hen aantrok? We hadden de hele middag doorgebracht met kinderen die een autistische gedragsstoornis hebben, en het had indruk op me gemaakt. Ze waren onaangepast geweest, niet lief, of juist grenzeloos aanhankelijk, gemeen tegen elkaar, moeizaam in communicatie. Spontane hugs en andere fysieke uitingen van affectie had ik moeiteloos doorstaan. Maar als zo’n waas van non-respons daadwerkelijk ondoordringbaar bleek, hoe charmant en aardig ik me ook gedroeg, had ik me toch behoorlijk ongemakkelijk gevoeld. Zij hadden van dat soort bespiegelingen niet de minste last gehad. Mijn vragen, gevoelens, meningen en halve conclusies waren hen volkomen worst geweest – de observatie op zichzelf is hen wezensvreemd.

Ik moest grinniken. Heerlijk toch, om zo volkomen vrij van wat een ander zou kunnen denken of vinden door het leven te kunnen gaan. En ineens zag ik het licht.

Puur. Volkomen zichzelf. Authentiek. Het zijn woorden die helemaal op hen van toepassing zijn. Juist dat onaangepaste, dat ontbreken van iedere prikkel je aan te passen aan andere mensen, heeft dat in hen behouden. Hoe anders is dat bij ons. Ik dacht aan de kerkelijke wereld, waarin ik al zolang rondhobbel, en werd onrustig, een beetje melancholiek. Er valt, zo van een afstandje, niet veel op ons aan te merken maar er is vaak ook niet veel meer aan. Iedereen is uniek. We gedragen ons alleen zo hetzelfde. Aangepaste grijze muizen. Vind je dat wat negatief? Ik wou dat ik het met je mee kon vinden... En dan kijk ik echt niet alleen naar wat ik om me heen zie.

Mijn waardering voor het onaangepaste is inmiddels bijna onaantastbaar.